De Indo-Europese taalgroep is de grootste taalfamilie ter wereld. Het merendeel van de talen die gesproken worden in Europa en het Midden-Oosten behoren ertoe. De taalgroep bestaat uit 150 talen en bij benadering 3 miljard sprekers. Er wordt vanuit gegaan dat de gemeenschappelijke voorouder van deze talen het Proto-Indo-Europees is. Deze taal vond vermoedelijk zijn oorsprong in Armenië of in het zuiden van de Oekraïne.
Deze grote familie is onderverdeeld in de Albanese, Armeense, Baltische, Keltische, Slavische, Germaanse, Griekse, Indo-Iraanse (bestaat uit de Indo-Arische en Iraanse talen) en Italische (bestaat uit de Romaanse talen en het Latijn) deelfamilies. Twee van de deelfamilies zijn verdwenen: de Anatolische talen (o.a. de taal van de Hettieten behoorde hiertoe) en de Tochaarse talen.
Al deze talen delen een aantal eigenschappen die hun gelijkenis bevestigen:
1. Het zijn allen fuserende talen.
2. De morfosyntactische structuur werkt met de nominatief en de accusatief.
3. De grammaticale categorie getal wordt verplicht weergegeven in zowel zelfstandige naamwoorden, voornaamwoorden als de persoonlijke vorm van werkwoorden. De meeste maken enkel een onderscheid tussen enkelvoud en meervoud, maar sommigen gebruiken ook tweevoud.
4. De overgrote meerderheid onderscheiden grammaticaal genus op een of andere manier. Bij sommige talen, zoals het Engels, is dat beperkt tot persoonlijke voornaamwoorden. Bij anderen, zoals het Armeens, is dit onderscheid volledig verdwenen.