Het Arabisch is een macrotaal van de Semitische familie net zoals het Aramees, Hebreeuws, Akkadisch en Maltees. Het is een van de oudste Semitische macrotalen en sluit dus nauw aan bij de primitieve Semitische taal. Het is ook een van de meest gesproken talen ter wereld dankzij bijna 180 miljoen sprekers en staat internationaal bekend als de liturgische taal van de Islam.
De taal maakt gebruik van een uniek schrijfsysteem van rechts naar links, waarbij letters aan elkaar worden gevoegd. Hierdoor krijgt elke letter tot vier verschillende schrijfwijzen, afhankelijk van de plaatsing aan het begin, in het midden of aan het einde van een woord. Er komen slecht weinig doffe of weggelaten letters voor en letters die in een bepaalde positie (of samen met andere letters) verschijnen hebben een waarde die verschilt van de basiswaarde.
Het Arabisch gebruikt geen hoofdletters. In de jaren ’20 was er een poging om deze in te voeren maar daar kwam men later op terug. Aangezien eigennamen een inherente betekenis hebben worden ze tussen aanhalingstekens of haakjes geplaatst om verwarring te vermijden. Het Arabisch heeft de Europese interpunctieregels overgenomen, hoewel ze in bepaalde gevallen aangepast werden: zo bestaat het beletselteken uit slechts twee punten in plaats van drie.
Zoals in de andere Semitische talen is de morfologie in het Arabisch gebaseerd op het principe van stammen en vormen. De stam bestaat over het algemeen uit drie medeklinkers en heeft een algemene betekenis. De vorm is een soort van verbuiging van de stam die meestal een eigen betekenis heeft. Zo wordt door samenvoeging van de werkwoordsvorm istaf’ala (doen plaatsvinden) met de stam KTB (schrijven) het werkwoord istaKTaBa (dicteren) gevormd.
Er zijn twee genera: mannelijk en vrouwelijk, en drie getallen: enkelvoud, tweevoud en meervoud. Klassiek Arabisch kent één verbuiging met drie naamvallen: nominatief, accusatief en genitief en twee vormen voor elke naamval: bepaald en onbepaald.
De Arabische taal heeft in de loop van de geschiedenis heel wat leenwoorden overgenomen. De oudste leenwoorden komen uit het Aramees. In de Middeleeuwen vonden vele Perzische, Griekse en later Turkse woorden hun weg in de taal. En in het huidige tijdperk is er vooral invloed vanuit het Frans, Engels en Italiaans.
Het omgekeerde kan echter ook gezegd worden; vele Arabische woorden werden overgenomen in andere talen. Voornamelijk het Spaans heeft er tussen de 7e en 16e eeuw bijzonder veel opgenomen, maar ook het Nederlands is niet onaangeroerd gebleven: alcohol, admiraal, katoen, koffie, spinazie, suiker, tennis, vizier, en dat is een maar een kleine greep uit het aanbod.